Fietsen in oorlogstijd

De eerste landelijke fietstocht uit 1917 kwam door Noordoost-Twente

Een eeuw geleden, tijdens de grimmige dagen van de Eerste Wereldoorlog, waagden honderden Nederlanders zich aan de allereerste meerdaagse fietstocht in eigen land. Op zoek naar dat verleden volgt Bart van der Aa hun duizend kilometer lange spoor. Onderweg ligt het conflict voortdurend op de loer. Zijn boek ‘Fietsen in oorlogstijd’ krijgt zelfs een letterlijke betekenis als z’n beste kameraad zonder opgaaf van reden de vriendschap opzegt. Een fragment uit Barts boek als hij, nog onwetend over wat hem boven het hoofd hangt, terugkeert in z’n geboorteplaats Ootmarsum.

Daar staat hij al! Drie dagen geleden, bij de oversteek van het IJsselmeer van Enkhuizen naar Stavoren, belde ik hem. Nu staat m’n oom met de fiets in de aanslag voor het pand waar ik als kind m’n verjaardagsgeld naartoe bracht.

     ‘Wat fijn dat je een stuk met me meefietst. Ik snap alleen niet waarom je per se hier wilde afspreken. Je wist toch niet dat het voormalige hotel Tubantia op deze hoek in 1917 als een van de vijfenzeventig controleposten fungeerde tijdens de Rijwiel Toeristen Rondrit?’

     ‘Je wil toch meer weten over het leven in oorlogstijd?’

     ‘Euh, ja.’

     ‘Dan is dit de plek om dat te ervaren. Kijk goed naar het prachtige Cremershuis, het meest gefotografeerde pand van onze stad. Ooit huisvestte het de Joodse familie Menco.’

     Ik mag dan al drie decennia weg zijn uit de Siepelstad, dat markante pand met trapgevel en boogvormige ingang ken ik nog goed. Bij de daarin gevestigde slijterij haalde ik in m’n tienerjaren altijd jenever. Voor als m’n opa op bezoek kwam, welteverstaan.

     ‘En denk nu even aan mensen waaraan je warme herinneringen bewaart.’

     Zo raadselachtig maakte ik m’n bijna tachtigjarige oom nog niet eerder mee. Maar goed, ingewikkeld is het geenszins. De route haalde vanochtend meerdere jeugdherinneringen naar boven, eentje stijgt er ver bovenuit. In Oldenzaal meende ik in een flits m’n oude buurjongen te herkennen. Zou het echt, zoveel toeval? Ik stopte en riep z’n naam. ‘John?’ Pas bij herhaling reageerde hij. ‘Bart? Ben jij dat echt?’ De regendruppels op z’n brillenglazen maakten het er ook niet makkelijker op.

     Zolang we naast elkaar woonden, was hij er voor me. Hij voetbalde met me op straat nadat m’n vader was verongelukt, liet me meevoetballen met z’n veel oudere vrienden en nam me mee naar uitwedstrijden van onze club. Wanneer we niet zelf tegen een bal trapten of naar het spelletje keken, spelde ik zijn voetbaltijdschriften. ‘Ik heb er één in gedachten.’

     ‘Prima! Houd dat vast en stop als je boven bent. In dat huis is je opa eind 1911 geboren, als zoon van een landbouwer. Net zoals vele generaties voor hem. Zij konden allemaal vrij boeren, zonder enige bemoeienis vanuit Den Haag of Brussel. Hoe had de ANWB de route uitgezet?’

     ‘Komend vanuit Ootmarsum werden de fietsers bovenaan deze heuvel linksaf gestuurd, over de net aangelegde grindweg naar de gehuchten Nutter en Vasse. En zo gaan wij dus ook.’

     ‘Dan lag opa’s geboortehuis precies aan de route. Inmiddels is het vervangen door wat nieuws.’ M’n oom valt even stil, dan vervolgt hij bedachtzaam. ‘Wat zei je ook alweer aan de telefoon, wanneer kwamen ze hierlangs? In de zomer van?’

     ‘Het oorlogsjaar met Aardappeloproer, dus 1917.’

     ‘Dan was je opa op dat moment goed vijf jaar. Wie weet stond hij langs de kant terwijl de toerrijders zich een weg naar boven baanden. Of misschien moedigde hij ze wel aan.’

     ‘Als je het zo omschrijft, voelt het alsof ze hier gisteren nog reden. Apart toch? De generatie vóór jou heeft het gewoon meegemaakt. Opa zal er zeker enkelen hebben gezien en ze verbaasd hebben aangekeken. Dat inzicht wekt de route, meer dan wat ook, tot leven.’

     ‘We kunnen het ’m helaas niet meer vragen en hij heeft er ook nooit wat over verteld. Zelfs over de Tweede Wereldoorlog liet hij nauwelijks een woord los.’

     ‘Dat is me inderdaad al wel eens ter ore gekomen.’ Ik fiets achter m’n oom aan. ‘Heb je dan wel enig idee in hoeverre het leven op de boerderij door die oorlog werd beheerst?’

     ‘Och, dat moet zo z’n gangetje zijn gegaan, al woonden we op steenworp afstand van de grens. Het was er zelfs veilig voor onderduikers.’

     ‘Wat dapper van opa. Of was het geheel zonder gevaar?’

     ‘Allerminst. Je moest voortdurend op je tellen passen, het bleef oorlogstijd. Op een middag waarschuwde de ondergrondse je opa zelfs dat de Duitsers ’s avonds zouden komen.’

     Ik verbaas me over het straffe tempo waarin m’n oom naar boven klimt. ‘Dat ging dan net goed!’

     ‘Bij ons wel, ja. Maar niet bij onze achterburen, genaamd De Paus. De daar ondergedoken Joodse familie Menco werd verraden. Binnen het etmaal stond de vader met z’n drie zoons voor het Duitse vuurpeloton. De moeder en dochter zijn nooit teruggevonden. Boer De Paus zelf ontsnapte, maar z’n twee zoons werden ook gefusilleerd.’

     ‘Wat een gruwelijk verhaal. Is bekend wie ze heeft verraden?’

     ‘Jazeker, een zekere Dick Kip leidde de overval. Dat maakt het extra cru. Die twintigjarige NSB’er groeide in dezelfde straat op als waar de familie Menco lange tijd woonde.’

     ‘Dat meen je niet! Joeg hij echt z’n voormalige buren de dood in?’

     ‘De familie Menco woonde in het Cremershuis, drie deuren verderop bestierde de vader van Dick hotel Tubantia. Foto’s getuigen hoe de vaders Kip en Menco in de jaren dertig gezellig samen op het terras zaten. Dick zal daar als kleuter tussendoor hebben gerend. Of hij speelde met Menco’s tweeling. Die jongens waren een jaar jonger dan Dick.’

     Wat een ongelooflijke judasstreek. Geen wonder dat het hotel vervolgens is gesloopt. Wie wilde daar nog overnachten? ‘Maar vertel eens, was dit oorlogsverhaal de ware reden om me bij het oude Rabobank-pand te treffen?’

     ‘Allicht. Als jij me vraagt om mee te fietsen over het tracé van een Rondrit uit de Eerste Wereldoorlog weet ik wel waar het gesprek naartoe gaat. Maar nu ben ik ook benieuwd, wie had jij in gedachten?’

     ‘Als eerste m’n oude buurjongen, John. Hij nam me overal mee naar toe, zolang het maar met voetbal te maken had. Als tweede m’n studievriend Sikko, die gisteren nog vanuit Drenthe met me meefietste.’

     ‘Stel je nu dan eens voor dat je door John of Sikko wordt verraden.’

     ‘Absoluut onmogelijk.’ Ik lach hard. ‘Dat kan alleen in oorlogstijd.’

 Benieuwd naar het boek of zelf de route fietsen? Kijk op de website van Bart van der Aa voor meer informatie over ‘Fietsen in oorlogstijd’.

 

< Vorig / Volgende bericht >

Gerelateerde berichten

Bart van der Aa schrijft ‘Alleen in de hemel’

Bart van der Aa schrijft ‘Alleen in de hemel’

Bart van der Aa is geboren en getogen in Ootmarsum en woonde aan de Parkstraat. Op hele jonge leefti...

Lees verder >