Op 5 mei van dit jaar is het de 100ste geboortedag van Adolf de Plu. In het laatste oorlogsjaar dook hij onder in (Oud) Ootmarsum om daar de liefde van zijn leven te vinden. Dit deel van Twente werd na de oorlog zijn thuis. Hij mengde zich onder de bevolking, burgerde snel in en toonde zich een bijzonder sociaal mens. Toch is er te weinig over deze Belgische Ootmarsummer bekend, die 30 jaar een waardevolle bijdrage heeft geleverd aan onze gemeenschap. Het bijzondere levensverhaal van de Belg Adolf de Plu kan niet in een paar zinnen samengevat worden. Dat is mede de reden dat Josée Temmink-de Leeuw in deze materie is gedoken en een pakkend verhaal heeft geschreven over deze Belgische Siepel. Het levensverhaal van Adolf de Plu, overgoten door de impact van de Tweede Wereldoorlog, mag niet vergeten worden. Niet voor Ootmarsum en zeker niet voor zijn familie en met name voor zijn dochter Mini Maseland-de Plu.
Door de Tweede Wereldoorlog wordt zijn leven gekarakteriseerd door vele omzwervingen, gevaar en de zoektocht naar vrijheid. Adolf (Dolf) de Plu vindt uiteindelijk zijn geluk in (Oud) Ootmarsum en dus in Twente. Josée Temmink-de Leeuw heeft met de welkome informatie van dochter Mini Maseland-de Plu de belevenissen van deze vlakbij Gent geboren Belg op prachtige wijze beschreven. Op 5 mei 2020 is het 100 jaar geleden dat Adolf de Plu in Kalken werd geboren. Wat is het dan mooi dat rond zijn 100e geboortedag dit verhaal wordt gepubliceerd over deze Belg, die de oorlog overleefde en daarna een belangrijke rol speelde in het leven van de familie Olde Meule en het gemeenschapsleven van Ootmarsum en Oud Ootmarsum.
Hieronder vindt u het volledige verhaal dat zo naadloos past in het herdenken van de Tweede Wereldoorlog.
Adolf de Plu, Kalken (BE) 05-05-1920 – Ootmarsum 22-11-1974
Adolf de Plu wordt geboren in Kalken in de buurt van Gent op 5 mei 1920 en dat is dus op 5 mei 2020 exact 100 jaar geleden. Alle reden om het leven van deze Belg te belichten, die in Twente, na een bewogen leven tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn thuis vond
De gevolgen van de oorlog voor Adolf de Plu
Op 10 mei 1940 viel Duitsland niet alleen Nederland, maar ook België binnen. De gevechten in België duurden wat langer dan in Nederland, want pas op de 28e mei 1940 gaf het land zich over aan de vijand. Nederland capituleerde op 15 mei.
Na de overgave werden 225.000 Belgische soldaten krijgsgevangen gemaakt. In tegenstelling tot de Nederlanders, die maar een aantal weken in Duitse kampen vastzaten, hervonden deze soldaten na maanden weer ‘hun vrijheid’. Dat gold echter niet voor de 70.000 Belgische officieren, die pas in 1945, na het einde van de oorlog, hun vrijheid terugkregen.
Meteen na de overgave in 1940 begonnen de Duitsers in België op grote schaal werknemers te ronselen voor de opengevallen plaatsen in de Duitse industrie. België had op dat moment zo’n half miljoen werklozen, en dat betekende dat 27% van de bevolking geen werk had. In Duitsland waren in de fabrieken en op andere plaatsen veel opengevallen plekken, omdat jongens en mannen nodig waren in het Duitse leger.
Door de enorme werkloosheid, toch één op de vier, gingen veel Belgen noodgedwongen aan het werk in Duitsland. Zo ook Aldolf de Plu en hij werd tewerkgesteld op vliegveld Tempelhof bij Berlijn. In 1942 werden Belgische mannen, maar óók vrouwen, via de Arbeitseinsatz gedwongen om in Duitsland te werken. In Nederland lieten de Duitsers de vrouwen met rust.
Het lukt Dolf aan het werk en het kampleven in Berlijn te ontsnappen en hij komt via een gevaarlijke reis, onder andere hangend aan treinen, bij zijn familie in België aan. Daar wordt hij echter kort na aankomst bij een razzia opgepakt en opnieuw naar Duitsland gestuurd. Dit keer moet hij werken in een asbestfabriek in Bremen, en dat betekende een zeer ongezonde omgeving.
Dicht in de buurt van de grens met Twente
Uiteindelijk belandt Adolf (Dolf) de Plu in de textielfabriek Niehues & Dütting in Nordhorn waar hij Marie (Maria Euphemia) Olde Meule leert kennen uit Oud Ootmarsum. Zij is op 5 juni 1917 geboren en woont met haar ouders, broers en zussen op een boerderij aan de Laagsestraat 39. Marie is 3 jaar ouder dan Dolf en is al vóór de oorlog vrijwillig in de fabriek gaan werken.
Ze weet en ziet dat Dolf en vele andere verplicht tewerkgestelden om haar heen honger lijden en neemt boterhammen voor hen mee. Als de Duitsers dat merkten, zou ze zwaar gestraft worden.
Marie en de grensarbeiders kunnen elke avond weer terug naar huis. Dolf en de andere tewerkgestelden, zoals krijgsgevangen Fransen en Italianen, geallieerde vliegtuigbemanningen en ‘Ost’arbeiter, Polen en Russen, worden na het werk in barakkenkamp ‘Die Blanke’ opgesloten, van waaruit ze elke dag te voet naar de fabriek gaan en ’s avonds uitgeput terugkomen in het kamp. Marie reist met de bus van Ootmarsum naar Nordhorn vice versa met busbedrijf Doorneweerd.
Een brief met gevolgen
De gevangenen mogen maar 1x per maand een brief naar huis schrijven. Deze wordt ook nog eens streng gecensureerd. Dolf zou zo graag een langere, persoonlijke brief schrijven aan het thuisfront. Hij vraagt daarom aan Marie of ze misschien een brief voor zijn familie mee wil nemen en in Nederland op de post wil doen. Dat wil ze zeker wel voor hem doen, want intussen is de liefdesvonk tussen Marie en Dolf overgeslagen. Ze stopt de brief in haar beha en denkt dat niemand het ziet. Daarin heeft ze zich vergist, want het is niet onopgemerkt gebleven en ze worden verraden.
Aan de grens tussen Ootmarsum en Nordhorn is altijd een strenge controle, ook van de grensarbeiders, die dagelijks op en neer pendelen. Marie wordt ’s avonds uit de bus gehaald door een SS-er, die meteen tegen haar zegt dat ze de brief moet afgeven.
Eerst ontkent ze en op het moment dat de Duitser de brief zelf wil pakken, geeft ze hem een klap. Dan dreigt hij met z’n pistool en kan ze niet anders dan de brief overhandigen. De SS-er zegt dat er beledigende teksten over Hitler in de brief staan, terwijl hij het Vlaams niet eens machtig is. Marie zegt dat Dolf zoiets nooit zou schrijven. Ze wordt naar huis gestuurd, maar beseft dat Dolf gevaar loopt en gaat later terug naar de grenspost. Daar treft ze Dolf aan, wiens voortanden er door de SS-er uitgeslagen zijn tijdens het verhoor. Ook Dolf is dus opgepakt voor een ondervraging naar aanleiding van deze brief.
Dolf en Marie moeten terechtstaan in een gerechtsgebouw in Neuenhaus en worden veroordeeld tot een aantal weken gevangenschap, die ze moeten uitzitten in de gevangenis van Osnabrück. Daar treffen ze trouwens ook de Ootmarsummer Koopman, die vanwege smokkel een gevangenisstraf moet uitzitten. (zie het boek ‘Het verhaal achter de oorlogsslachtoffers uit Ootmarsum’)
Onderduiken aan de Heuvelweg
Snel na hun vrijlating uit Osnabrück lukt het Dolf uit Kamp ‘Die Blanke’ te ontsnappen en met behulp van Marie komt hij in Oud Ootmarsum aan en verstopt zich in het kleine bosperceel dicht bij haar huis aan de Laagsestraat 39. Dat is in de zomer van 1944. Hij graaft een schuilplaats, die verscholen ligt onder een hooimijt. Als het veilig is gaat hij naar de boerderij en altijd als hij daarbinnen is, heeft men de deur op slot, mocht er onraad dreigen. Marie en Dolf willen graag trouwen, maar door de oorlog is dat niet mogelijk. Omdat het niet mogelijk is de benodigde papieren uit België te bemachtigen, zoals zijn doopbewijs, is een huwelijk in deze oorlogstijd niet te verwezenlijken. Na een poos blijkt Marie zwanger en haar ouders accepteren het. Zij ervaren dat Marie en Dolf voor elkaar bestemd zijn. De familie Olde Meule heeft een goede band met hem en ook dat maakt het makkelijker dat hun dochter in verwachting is.
Nog meer onderduikers
Op een zomerdag in 1944 komen er vier Russische ontsnapte krijgsgevangenen in het bosperceel aan waar Dolf zich verstopt heeft. Zij zijn op zoek naar een schuilplaats Ze denken een goede plek gevonden te hebben. Ze schrikken natuurlijk als Dolf tevoorschijn komt en één van de Russen dreigt zelfs met een mes en roept: “Du Partizan?!” Gelukkig heeft men al gauw van elkaar in de gaten dat men in hetzelfde schuitje zit. Ontsnapt aan de Duitsers, weliswaar in Nederland, maar geenszins veilig. In een mengeling van Vlaams, Frans, Duits en Russisch blijkt men elkaar goed te kunnen begrijpen. Dat komt ook omdat Wera, één van de Russische vrouwen aan de universiteit gestudeerd heeft. Zij had op school Frans geleerd.
Voor meer personen is de gegraven schuilplaats te klein en Dolf wijst hen op de boerderij van Veelers aan de Heuvelweg 1. Een plek met vele schuren en stallen rondom de boerderij. Daar zoeken de vier een schuilplaats, maar het vierjarig dochtertje Truusje Veelers ziet hen. Boerin Hanna Veelers is boter aan het karnen en is bang betrapt te worden, want karnen is verboden door de Duitse bezetter. Ze loopt naar buiten en ziet dat de vier er moe en uitgehongerd uitzien en met name de vrouwen. Hanna geeft hen te eten en ’s avonds als haar man Hendrik thuiskomt, wordt besloten dat de vier mogen blijven.
Er is plaats op de zolder, maar als er overdag gevaar dreigt, moeten de vier in een schuilhut onder de grond in het bosperceel verblijven. Deze moet dan nog gemaakt worden. Tevens wordt deze ingericht als slaapplek voor de nacht.
Twee van de Russen, Katja en Alex, vinden het geen goede schuilplaats. Ze hebben het gevoel met te veel personen te zijn. Kortom, Katja en Alex vinden het te riskant en gaan weg om een andere schuilplaats te vinden. Dat lukt hen met behulp van de familie Harmsen even verderop in het Springendal. Ze worden daar uiteindelijk wel ontdekt en samen met de familie Harmsen opgepakt door de Duitsers. Ze overleven echter allen de oorlog.
Wera en Iwan zijn iets ouder en blijven bij Veelers. Ze zullen meer dan een jaar op en bij de boerderij moeten schuilen. Dolf de Plu spreekt, afkomstig uit het grensgebied van Vlaanderen en Wallonië, vloeiend Frans en de contacten tussen hem en Wera en Iwan zijn zeer goed. De beide Russen bezoeken, als het veilig is, ook de boerderij van Olde Meule. Iwan was in Rusland schoenmaker en ook in Oud-Oomarsum lukt het hem om schoenen te repareren. Op de zolder van de boerderij heeft hij een soort werkplaatsje gemaakt en betrouwbare personen kunnen altijd voor een reparatie bij hem terecht.
Blijdschap en verdriet
Wera blijkt ook zwanger te zijn en de band tussen haar en Marie wordt steeds sterker. Nadat op 4 april Ootmarsum al is bevrijd, wordt op 5 mei 1945 de bevrijding van Nederland gevierd en viert Dolf diezelfde dag zijn 25ste verjaardag. Niet lang daarna wordt hij ook nog vader, want op 22 mei 1945 wordt dochter Mini geboren. Dolf wil natuurlijk heel graag aan zijn familie in België laten weten hoe het met hem gaat en hen vertellen over Marie en hun dochtertje.
De mogelijkheid om zo vlak na de oorlog te reizen is echter heel moeilijk. Daarom gaat hij in 1945 tweemaal op de fiets op en neer naar zijn familie in België.
De eerste keer dat hij teruggaat schrikt hij ontzettend. Van zijn ouderlijke huis in Kalken aan de Vaart is niets meer over en het landschap is totaal veranderd. Een boer uit de omgeving stelt Dolf gerust. Zijn familie is ongedeerd en verblijft bij zijn oudste zus elders. Een door de Duitsers vanuit Enschede afgeschoten V1 heeft grote schade aangericht op Kerstavond 1944.
Twee kleine jongens, die op het ijs aan het spelen waren met hun slee en net van plan waren om naar huis te gaan voor het Kerstmaal, komen om. De V1 was bestemd voor het inmiddels bevrijde Antwerpen, dat destijds een belangrijke aanvoerhaven was geworden voor de geallieerden. Dolf’s moeder en jongste broer zijn beiden door de schokgolf gewond geraakt. De jongere broer overlijdt aan de gevolgen als hij 25 is.
Op 29 juni 1945 wordt het dochtertje van Wera geboren. Ze krijgt de naam Paula op voorstel van huisarts Wortelboer, die heeft geholpen bij de bevalling. Iwan gaat een aantal dagen later op de fiets naar het gemeentehuis in Denekamp en geeft de baby aan als dochtertje van Wera Jurikziwa en zegt niet dat hij de vader is. Hij zegt alleen dat hij getuige is geweest van de geboorte. Wera en Iwan hebben beiden al een gezin in Rusland. Het meenemen van een baby op de lange reis terug zal bovendien nog extra problemen opleveren. Dokter Wortelboer bemerkt onenigheid tussen Wera en Iwan en is dan ook niet verbaasd als hem gevraagd wordt een pleeggezin voor de baby te vinden. Hij kent, vanuit het verzet, een wat ouder, kinderloos echtpaar in Boxtel en tot groot verdriet van Wera wordt het afstaan van de baby snel geregeld. Marie is ontdaan, haar baby is intussen ruim een maand oud en ze kan zich niet voorstellen dat ze haar dochtertje zou moeten afstaan. Ze ziet op een gegeven moment een auto het erf van Veelers op rijden en baby Paula wordt in een blauw dekentje gewikkeld en meegenomen door vreemden. Wera is ontroostbaar en zoekt steun bij de familie Olde Meule. Ze zit daar urenlang aan de keukentafel te huilen. Dolf en Marie begrijpen haar verdriet maar al te goed. Het is heel tegenstrijdig, maar zij genieten in stilte van hun dochtertje: de kleine Mini. Maar voelen daardoor des te duidelijker hoe het moet zijn om een baby’tje af te staan. In september 1945 vertrekken Wera en Iwan naar Rusland. Katja en Alex, die de laatste maanden van de oorlog in gevangenschap in Enschede hebben doorgebracht en na de bevrijding weer enige tijd bij de familie Harmsen hebben verbleven, sluiten zich bij hen aan. Hoewel de beide laatsten adresgegevens hebben achtergelaten, is het de familie Harmsen nooit gelukt om contact met hen te leggen en is er van de vier Russen nooit meer iets vernomen.
Dolf wordt een echte Twentenaar
Dolf en Marie maken intussen plannen voor hun huwelijk. Een Franstalige gemeenteambtenaar schrijft zijn voornaam als Adolphe en dat terwijl ze in Denekamp uitgaan van Adolf. Weer opnieuw aanvragen en weken wachten en hopende op een Vlaamse gemeenteambtenaar in Kalken, die zijn naam als Adolf op de documenten invult. Dan gooit Pastoor Schepers nog bijna roet in het eten. Hij weigert in eerste instantie om het huwelijk op het gebruikelijke uur, om 9.00 uur ’s morgens, te sluiten en zegt dat hij het wel om 7.00 uur in de morgen wil doen. Dolf kiest er in dat geval voor om Marie mee naar België te nemen en daar te trouwen. Dat gaat de pastoor toch wel iets te ver en hij geeft toe. Het huwelijk wordt op 17 november om 9:00 in de r.-k. kerk in Ootmarsum gesloten. Er volgt dan een klein feestje bij café ten Dam, het huidige restaurant de Postelhoek. Jammer genoeg zonder de familie van Dolf. Het bijzondere is wel weer dat de bruidsfoto pas in 1948 is gemaakt, toen een zus van Marie trouwde en zij haar trouwjurk droeg en het bruidsboeket van haar zus leende.
Hoe het verder ging met Dolf en Marie
Hun tweede dochter Elodie wordt in januari 1949 geboren. In 1950 overlijdt de moeder van Marie en in 1951 de vader. Vader Olde Meule is al langer ziek en wil eigenlijk alleen maar door Dolf verzorgd worden. Hij schaamt zich kennelijk voor de achteruitgang ten opzichte van zijn eigen kinderen en vertrouwt de zorg geheel aan zijn schoonzoon toe. Truus, een jonger zusje van Marie, die dan pas 12 is, wordt na de dood van haar ouders liefdevol door Dolf in zijn gezin opgenomen. Zijn nieuwe leven in Ootmarsum is voor Dolf geen probleem en hij past zich snel aan. Hij spreekt beter Twents dan menigeen. Hij heeft het zich snel eigen gemaakt. Hij wordt in Ootmarsum Hendrik genoemd. Kennelijk was men niet zo blij met zijn voornaam, dezelfde als die van Hitler, en waarschijnlijk was hij daar zelf tijdens WO2 ook niet zo blij mee. In 1949, na de geboorte van Elodie, zijn Marie en Dolf met hun gezin naar een nieuwgebouwd huis naar de Heuvelweg 2 verhuisd. Dat was naast de boerderij van Olde Meule, in de omgeving bekend als Olde Meule van de Steenplas. (Bij de sloop van schuren en huizen worden de overgebleven stenen daar gedumpt, om later gebikt en hergebruikt te kunnen worden, vandaar de naam Steenplas) Dolf is er zijn verdere leven met zijn gezin blijven wonen, dichtbij de plek waar hij een jaar lang in een hol in de grond verscholen zat. Ook daar wordt hij echter niet gespaard voor nieuwe beproevingen. Marie krijgt ernstige hartklachten en gaat gedurende 3 jaar het ziekenhuis in en uit, zodat hij de zorg voor zijn twee dochtertjes veelal aan anderen moet overlaten. Uiteindelijk gaat het beter met haar en breken er goede tijden aan. In zijn vrije tijd maakt hij met zijn gezin lange wandelingen in de natuur en geniet met volle teugen van wat het Twentse land te bieden heeft. Hij is ook een graag geziene gast bij café ten Dam, waar hij als uitstekend biljarter en nadien als kaarter menig ‘potje’ wint. De aangeboden en gewonnen drankjes zet hij om in chocoladerepen voor zijn dochtertjes, waarmee hij hen telkens bij thuiskomst weer verrast. Direct na de bevrijding gaat Dolf in Agelo werken voor wat nu Heidemij heet. Het zijn grondwerkzaamheden in het kader van de werkverschaffing. Nadien werkt hij 9 jaar bij textielfabriek Gelderman in Oldenzaal, totdat hij kiest voor de bouw. Eerst bij de firma Geerdink en nadien bij Koopman aan de Laagsestraat. Het is steeds zwaar lichamelijk werk wat hij doet en uiteindelijk lukt hem dat niet meer. Hij overlijdt op 22 november 1974 aan een longziekte, zeker als gevolg van zijn werk in de oorlog in de asbestfabriek in Bremen. Vier jaar lang dwangarbeid in Duitsland wordt hem fataal. Hij wordt maar 54 jaar oud.
100e geboortedag op 5 mei 2020
Het is op 5 mei 2020 dus de 100e geboortedag van Adolf de Plu. Hij stierf veel te jong. Het leven gaat echter verder ook voor zijn vrouw en zijn beide dochters. Mini en Elodie trouwen beiden en ieder met een zoon van de familie Maseland. Veel verdriet is er na het overlijden van Elodie in 1991. Zij wordt slechts 42 jaar oud en laat een man, een zoon en een dochter achter. Ook Mini kent haar verdriet, nadat haar man Johan Maseland op 9 januari 2001 komt te overlijden nog voordat haar moeder sterft. Marie overlijdt in Oldenzaal op 19 juli 2003. Zij is dan 86 jaar en is al die jaren bij het gezin van Mini blijven wonen.
Dankzij de medewerking van Mini Maseland- de Plu hebben we deze levensgeschiedenis op kunnen schrijven. Een heel ingrijpend verhaal, maar te kostbaar om het niet te delen. Adolf de Plu met Belgische roots en gestorven als een Siepel.
Josée Temmink- de Leeuw