Een droom is uitgekomen voor dominee Hedda Klip. In de komende maanden geeft ze les aan het leukste Theologisch Instituut in het Midden-Oosten. Dat Instituut staat in Beirut in Libanon. Na dringende verzoeken van Kerk in Actie heeft ze deze uitdaging aangenomen. Haar man en kinderen en de hond Floris blijven achter in Ootmarsum, terwijl Hedda Klip af is gereisd naar het Midden Oosten waar de wereld in brand lijkt te staan. Voor deze site vertelt ze over haar ervaringen in het Midden Oosten en dan natuurlijk met name over haar werk op het Theologisch Instituut in Beirut en de impact van de dreigende situatie in het Midden Oosten. Haar volgende bijdrage vanuit Beirut.
De Heilige Vallei
“Er is een heel vredig plekje in Libanon. Een vallei, waar alleen kloosterlingen wonen en kerken staan. En, o ja, er woont ook nog een kluizenaar. Auto’s kunnen er niet komen. Hier is een plekje waar je geen verkeer hoort en geen uitlaatgassen ruikt.
Een plekje waar het echt stil is. Waar je wilde kruiden ruikt. Zodra we over de rand van de vallei gelopen waren, zagen we ze: wilde cyclamen en wilde olijfbomen. We roken een soort selderij. Met een grote groep trokken we over het geitenpaadje de vallei door.Te voet uiteraard. Eerst de berg af. Toen het dal door. En uiteindelijk de berg weer op. We gingen van klooster naar kerk naar klooster.
Er was een klein schattig klooster, uit de rotsen gehouwen, waar een paar mensen van onze groep direct wilden blijven. De muren van de kapel waren bedekt met fresco’s. Een olijfhouten kruis hing aan de muur. Een jonge zuster gaf ons uitleg. Ze wees op een paar vensters hoog in de muren van de kapel. Dat zijn geen vensters voor lucht, legde ze uit. Nee, die zijn om te bidden. De monniken vroeger lagen op hun knieën voor zo’n raam in hun kamers. Door het raampje konden ze de fresco’s zien. En zo konden ze mediteren en bidden.
Naast het klooster waren grotten waar de monniken zich konden terugtrekken. Niet ver van het klooster leeft nog steeds een kluizenaar in zo’n grot. Een heremiet. Hij leeft helemaal alleen, bijna zonder bezit. Als kussen heeft hij een steen. Geld heeft hij niet. Hij leeft van wat zijn landje hem oplevert. Wat bonen en uien. Wat groene groente. Soms komt iemand hem wat eten brengen.We zagen hem even, toen een vrouw hem een zak met wat eten erin gaf. Hij praatte even met ons; beantwoordde wat vragen en trok zich toen opgelucht weer terug in zijn grot.
Na uren wandelen waren we aan het einde van de vallei gekomen. We klommen weer omhoog, over de rand van de vallei heen, naar de weg toe. Daar wachtte de bus op ons.
Wat weemoedig namen we afscheid van het dal. De reisleidster telde. ………….Iedereen is uiteindelijk toch de bus in gestapt. ”