100 jaar geleden, op 28 januari 1922, klonk op de Broekdijk in Manderveen het voorzichtige huilen van een pasgeboren baby. Rika Gijsbers zag daar een eeuw geleden het levenslicht als één na jongste in de rij. Het gezin bestond uit twee zoons en zeven dochters en allen groeiden op aan de Broekdijk waar pa en ma Gijsbers heel hard moesten werken op hun boerderij. Honderd jaar later blikt ze in haar nieuwe stoel, een cadeau van de kinderen voor haar verjaardag, terug op haar leven. De laatste twee jaar heeft ze door een operatie, maar ook door corona, wat in moeten leveren. De guitige lach, waarmee ze de wereld inkijkt, is echter altijd gebleven. Dat bleek maar eens te meer op haar verjaardag. Samen met burgemeester Joosten op het door de gemeente aan haar geschonken bankje. Een blijvende herinnering en de lach van de jarige zegt alles.
Onbezorgde jeugd
Rika ervaarde haar jongste jeugd als onbezorgd. “Je wist natuurlijk ook niet beter, want je had geen enkel vergelijkingsmateriaal. De wereld toen zonder televisie was vele malen ‘kleiner’ dan nu. Ik ging met heel veel plezier naar de lagere school in Manderveen. Meester Bruggeman was het hoofd en juf Kappenberg gaf les in de laagste klassen. We leerden van alles en vrijdagmiddag ook nuttige handwerken met onder meer breien en haken. Gymnastiek hadden we, als het mooi weer was, buiten. De gym bestond uit verstoppertje spelen, tikkertje en haasje over. In de pauze knikkerden we veel met van die kleine kleiknikkers,” weet de honderdjarige zich nog te herinneren.
Na de lagere school zat het er niet in om naar het middelbaar onderwijs te gaan. Het waren de crisisjaren en iedere verdiende cent bleek hard nodig. “Eerst hielp ik mijn ouders op de boerderij. Het betekende ook wel eens dat je aan het werk ging bij een grotere boer om daar bijvoorbeeld aardappels te rapen. Als enigst meisje bleef ik, met een voor mijn doen grote greep in de hand, een heel eind achter en dat leverde de nodige opmerkingen op, maar daar kon ik goed tegen. Het voordeel was ook dat ik de ‘vergeten’ aardappels kon oprapen,” lacht Rika. Hard werken was haar niet vreemd en ze stond haar mannetje als het hooi en de rogge op de boerenwagens werd geladen. Haar buurman wilde haar nog wel eens de gek aan steken, maar steeds weer gaf ze het juiste antwoord door niet op te geven.
Als jong meisje werkte ze bij dominee Jansen in Tubbergen in de huishouding. Zo kende ze meerdere adressen, waaronder bij een politieagent in Langeveen. “Ik kreeg ook in Vasse een nieuwe werkkring. De vrouw des huizes bleek in verwachting en haar echtgenoot kon zich in het huishouden niet redden. Of ik daar wilde bijspringen. Daar hoefde ik niet over na te denken, want mijn ‘oorlogsfiets’ was toe aan nieuwe banden en dat loon vormde geen probleem.” De oorlogsjaren verliepen eigenlijk heel rustig in het Manderveense dat nagenoeg vastgeplakt is aan de grens. “Er is nauwelijks iets bijzonders gebeurd in Manderveen. Onze buren hadden een onderduiker en ik weet nog dat hij verschrikkelijk bang was om gepakt te worden. Hij kwam uit Almelo en wilde niet voor de Duitsers werken. Verder leek het alsof er niets aan de hand was op het overtrekken van vliegtuigen na en de enkele berichten, die binnen sijpelden. We waren wel heel erg blij met de bevrijding, die natuurlijk ook in Manderveen werd gevierd.”
Rika en Albert
Op een bruiloft in Borne leerde Rika haar toekomstige man Albert Engbers kennen. Hij was geboren in Duitsland, maar met zijn ouders ‘emigreerde’ hij naar Nederland. Albert was destijds 8 jaar en woonde in Oud Ootmarsum aan de Wiemselweg. “Van een bruiloft komt een bruiloft. Dat werd vaak gezegd en dat gold dus ook voor ons. Het klikte en een paar jaar later trouwden we in Tubbergen en vonden op het Springendal ons stekkie, omdat Albert bij Jannink werkte. We woonden op één van de mooiste plekjes en hadden Schuurhuis en Harmsen als buren,” vertelt Rika Engbers. Op 12 mei 1949 trouwden ze en hun huwelijk werd verrijkt met dochter Enna (1950) en zoon Zwier (1955). Het huishouden slokte de meeste tijd op voor Rika met daarnaast de (moes)tuin. “Het was echt een prachtige plek en ons leven speelde zich daar voor het grootste gedeelte af. Ik vermaakte me met het breien van sokken en truien voor de kinderen. Verder was er op de boerderij en rondom het huis altijd werk. Albert was overdag aan het werk voor Jannink en trok eerst met paard en wagen en later met de tractor van de ene akker naar de andere of hij was wel ergens in het bos te vinden om daar te zorgen voor onderhoud. Dus ik was vaak thuis bezig en dat paste ook bij mij. Heerlijk in de tuin werken en natuurlijk gaf het veel voldoening als de moestuin weer de nodige weckflessen vol met groente en fruit opleverde. In de winterdag met veel sneeuw bracht ik de kinderen via de Blauweweg naar de Nutterseweg, want meer tijd had ik niet om ze helemaal naar Ootmarsum te brengen,” laat Rika met een glimlach weten.
Verhuizen naar Ootmarsum
In april 1994 overleed Albert en Rika kreeg de raad om niet eerder uit het Springendal weg te gaan, totdat ze echt niet meer kon. Haar kinderen, in goed overleg met ma, besloten toch om op zoek te gaan naar andere woonruimte en die vonden ze aan de Molenstraat in Ootmarsum. Ook dit werd een vertrouwd stekkie. “We waren vanuit het Springendal helemaal gericht op Ootmarsum voor wat betreft school, kerk en winkels. Het was ook geen schokkende verandering en ik heb me altijd kunnen schikken in deze verandering. Ik heb ook het geluk dat ik gezond bleef en nog veel dingen kon ondernemen. Samen met Trui Schoenmaker heb ik fietstochten gemaakt, veel gewandeld, vakanties gevierd in hotels in Limburg en we kwamen ook bij elkaar om spelletjes te spelen. Rummikub was ons lievelingsspel. Nadat Trui was overleden heb ik ook veel steun gehad aan Truus Haverkort. Ze is mijn buurvrouw en we zien elkaar iedere dag. Verder heb ik altijd mogen genieten van mijn kinderen, mijn 5 kleinkinderen en mijn 7 achterkleinkinderen. Door Corona was het contact wat minder en dat is geen makkelijke periode geweest. Ik miste ook de dagopvang, mijn gymgroep en mijn wekelijkse tochtje naar de markt. Het is niet anders. Ik ben blij en dankbaar dat ik deze gezegende leeftijd heb mogen bereiken. Daar ben ik best wel trots op, maar belangrijker is dat ik zo’n fijne band heb met mijn kinderen, hun partners en de klein – en achterkleinkinderen. Dat voelt geweldig goed,” besluit Rika Engbers-Gijsbers.
Het feest om deze memorabele leeftijd te mogen vieren wordt in kleine kring bij café Max in Groot-Agelo gehouden. Heel graag had ze nog neven en nichten willen zien, maar door Corona is dat niet mogelijk. Broers en zussen, zwagers en schoonzussen leven niet meer. Rika is de enige van haar generatie, die nog in leven is. Het tekent haar dat ze haar eigen weg, ondanks verdrietige momenten, is blijven volgen. “Er is nog zoveel moois om dankbaar voor te zijn,” zegt ze met een tevreden lach. “Gauw weerkomen,” besluit ze met twinkelende ogen en haar guitige lach.
Foto’s Hanneke Spermon