In de buurt van Ootmarsum heeft een ooievaarspaar drie jongen gekregen. Ruim een maand geleden werd het nest ‘bebouwd’ en als twee ooievaars op hun nest zitten, verklaren ze elkaar hun ‘liefde’ met spectaculair snavelgeklepper.
Ooievaars zijn echte trekvogels en kunnen enorme afstanden afleggen. In Nederland is de ooievaar in de vorige eeuw zelfs met uitsterven bedreigt en kwam het op de rode lijst. In deze nieuwe eeuw is het ook in ons land een steeds vaker voorkomende broedvogel. En voor het eerst dus ook te zien in de buurt van Ootmarsum als broedpaar dat ook nog eens drie jongen ter wereld heeft gebracht. Een ooievaar wordt ongeveer tussen de 1,00 en de 1,02 m lang (bek tot uiteinde staart). De vleugelspanwijdte is 155 tot 165 cm. De vogel weegt 2,3 tot 4,4 kg. Ooievaars hebben lange poten en een lange puntige snavel.
Na het klepperen
Ooievaars hebben één legsel per jaar in april, met per nest 3-5 eieren die 33-34 dagen worden bebroed. Broedt op hoge plekken zoals telefoonpalen, bomen, schoorstenen, kerktorens, hoogspanningsmasten of door de mens gemaakte palen met houten platform. Het paren gebeurt na de uitgebreide balts, waarbij de ooievaars hun kop in de nek gooien en klepperen. De jongen zitten 55-60 dagen op het nest. Als ze zijn uitgevlogen, worden ze nog 7-20 dagen gevoerd door de ouders
Ongeveer na tweeëndertig dagen komt het eerste ei uit. Aan de stompe zijde van het ei pikt het jong met de scherpe, harde eitand op de voorzijde van de snavel een gat in het ei. Met behulp van zijn poten duwt het jong zich verder uit het ei. Het grijzige jong heeft nog geen lange rode snavel. Hij weegt 40-90 gram en heeft enkel donsveren. De ouders voeren hun jongen met regenwormen, kevers, sprinkhanen en andere insecten die ze vangen in het weiland in de omgeving.
Eén van de ouders blijft gedurende de eerste weken constant op het nest terwijl de andere voedsel zoekt. Als de jongen vier of vijf weken oud zijn en meer voedsel nodig hebben gaan beide ouders voedsel halen. In hete, droge periodes wordt ook water aangevoerd.
De jongen zijn ‘vliegvlug’ als ze 60-80 dagen oud zijn. Hun donsveren hebben dan plaats gemaakt voor een mooi zwart-wit verenkleed. De veren worden met grote zorg behandeld met vet afkomstig van een klier op de stuit van de vogel. Wanneer de jongen eenmaal kunnen vliegen beginnen ze trekgedrag te vertonen.
Op deze foto van Ben Raatgerink zijn de drie jonge ooievaars te zien op het nest met één van de ouders dicht bij. Het geeft wel aan dat het leefgebied voor de ooievaars in de laatste decennia duidelijk is verbeterd. Deze vogelsoort is steeds meer terug te vinden in het mooie Twentse coulisselandschap. En dit tot genoegen van veel mensen. Een vogel, die hoort in het Twentse coulisselandschap, en zich op sierlijke en herkenbare wijze door het luchtruim beweegt.