Onze minister van sociale zaken, Lodewijk Asscher, heeft de knuppel in het hoenderhok gegooid : hij gaat met experts praten over de discriminatie en beledigingen, die er meer en meer in de sociale media verschijnen. De sociale media zijn een uitlaatklep geworden van de gevoelens van velen, die niet met open vizier voor hun mening durven uit te komen. Met een nepnaam worden ook vaak de meest beledigende en vaak kwetsende reacties gegeven op krantenartikelen, op bekende persoonlijkheden, op het nieuws, enzovoorts. Fraaier wordt het wanneer een reactie met een nepnaam ook vaak reacties krijgt van andere ‘nepnamers’ en er een discussie ontstaat die je, wanneer je met elkaar oog in oog zou staan, nooit van z’n leven zo zou voeren.
Wat geeft het of je een ander beledigd, ze weten toch niet wie je bent. Opvallend is dat we in Nederland nogal snel klaarstaan met dat soort reacties. Vrijheid van meningsuiting, nadrukkelijk laten weten wat je van iets vindt en je laten gelden, is vaak de drijfveer. We zouden ons toch wat vaker moeten inhouden. want het gaat er niet alleen om dat we onszelf beter voelen wanneer we alles rondom ons heen bekritiseren, we krijgen daardoor vroeger of later ook de lading vaak terug. Wie goed doet,goed ontmoet. Je voelt je beter in een samenleving waar mensen rekening met elkaar houden. Anoniem beledigen via de sociale media en dan lekker gniffelen over de consternatie, die je teweeg hebt gebracht , is een goedkope en schadelijke vorm van entertainment. Heel goed van Asscher dat hij het advies meegaf aan diegene, die dit soort pulp verspreiden : slaap er eerst eens een nachtje over voordat je een dergelijk bericht de wereld instuurt.
Beledigingen anoniem versturen of negatieve commentaren onder een nepnaam overal rondstrooien, is geen gezicht. Laten we elkaar recht in de ogen blijven kijken en uitpraten wat je dwars zit. We leven tenslotte in een democratie en er wordt in dit land nog rekening gehouden met een mening en daar op een verstandige manier gebruik van maken, is een groot recht. Dat ligt in Syrië wel anders.
ROB MEIJER