Het was eind jaren veertig van de vorige eeuw. Je liep het huidige Oldenzaalsvoetpad helemaal af, tot je bij de families Pikkemaat en Bekhuis niet verder kon. Ging linksaf om even later op een smal zandpad uit te komen, een pad dat links en rechts geflankeerd was met zware eiken. Ernaast liep een breder zandpad, voor het ‘boerenverkeer’ zeg maar. Paard en wagen. Nee, nee geen trekkers.
Aan het eind van het smalle of brede zandpad kwam je bij enkele weilanden. Van Oude Weernink, van Veldman, van Morshuis. Daar graasden koeien, maar soms liet men het gras ook groeien om het handmatig te maaien en te laten drogen: hooi voor de koeien als ze in de winterdag op stal stonden.
Aan het eind van de weilanden zag je een boerderij. Hoewel het eigen weiland vrijwel aan het erf grensde, kwam je niet bij die boerderij. “Brookhoes” noemden de mensen die boerderij. Brookhuis op z’n Nederlands.
Maar die laatste benaming kwam pas veel later in zwang. Dat was, toen het gebied een naam moest hebben. Het werd namelijk een woonwijk.
Hoeveel Ootmarsummers kunnen zich de oude situatie nog herinneren. Of weten alleen diegenen het nog, die naar die weilanden gingen om daar de koeien te melken of er te hooien?
Tekst en foto’s Ben Morshuis Stichting