“Wie möt wear ’n paar big’n in ’t schot heb’n. Ik goa ef’n noar Jan van de Bolscher.” Het was bij veel mensen in en rond Ootmarsum een vaste uitdrukking. Niet alleen boeren hadden varkens. Ook veel burgers hadden een paar varkens: één om te verkopen en één om vet te mesten en in het najaar te slachten.
De varkens werden op de weekmarkt of bij een boer gekocht. In beide gevallen moest er contant worden betaald en dat geld lag veelal niet zomaar bij iedereen op de plank. Het moest van de spaarrekening worden gehaald en daarvoor moest men even naar de bank, de Boerenleenbank, waar Jan Bolscher kassier was.
Tegenwoordig haalt men het geld uit dat vreemde bouwsel aan de Oostwal. ‘Vroeger’ stond de Boerenleenbank aan de Westwal. Je ging naar binnen, wachtte tot het loket vrij was en vroeg dan of je geld kon krijgen. Niemand hoefde te horen hoeveel je ‘opnam’, dus men kroop bijna door het loket heen.
Op de foto is te zien, hoe dat bij Jan van de Bolscher toeging.
Bij het bouwsel van nu kan iedereen meekijken wat je opneemt. Een loket is er niet en de tijd, waarin je even met de kassier sprak, is al lang voorbij. (Overigens de tijd waarin jaarlijks aan huis een varken werd geslacht ook wel)
Tekst en foto’s Ben Morshuis Stichting