In twee maanden zijn jonge gewone padden opgegroeid – van eitje tot kikkervisje tot padje – en nu aan land gekropen. De jonge padden zijn nog heel klein, de kleinste maar een centimeter. Ook zijn ze zwart en hebben ze nog geen wrattige huid. Al snel kleurt hun huid lichter en krijgen ze de eerste bobbeltjes. In sommige jaren kruipen jonge padjes massaal aan land: een echte paddenregen. Dit jaar is dat niet het geval. Misschien houden de kleine padjes zich nog wat langer gedeisd aan de oever, vanwege de hitte. Padden zijn landdieren, die alleen als larve in het water leven en er terugkeren om zich voort te planten. Maar bij langere warme en droge periodes zoals nu, zoeken ze het water nog wel eens op.
De lichtgele meeldraden staan als een kroon om de bloemaar (Bron: Marijke Verhagen)
Op de droge zandgronden zijn bermen en weilanden alweer dor en geel. Enkele planten bloeien echter stug door. Bijvoorbeeld de smalle weegbree. Haar smalle bladeren blijven groen, en nog even en dan staan ze in bloei. De bloeiaren bloeien met piepkleine bloemetjes. Die zijn bruin, maar je ziet vooral de lange lichtgele meeldraden. Eerst onderaan, dan steeds hoger, zodat er steeds een zachtgeel kransje om de aar staat. Smalle weegbree kan heel klein blijven, maar als ze in haar element is ook lange stengels van een halve meter maken. Dat is niet alleen op droge plekken trouwens, eigenlijk groeit ze overal.