Op 17 juli in 1936 zag Jan Lammerink in Reutum het levenslicht. Hij was bijna vier jaar toen Nederland betrokken raakte bij de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers vielen ons land binnen en in zijn jeugdjaren heeft Jan als kind het één en ander meegemaakt. Dat heeft veel impact op hem gehad en die herinneringen aan de oorlogsjaren deelde hij met zijn kleinzoon Sem Meijer, die deze informatie in 2014 gebruikte om er op basisschool de Meander een spreekbeurt over te houden. In deze tijd van 75 jaar Vrijheid, maar ook van vrijheidsbeperkingen door de maatregelen tegen het Coronavirus een mooie gelegenheid om deze jeugdervaringen van Jan Lammerink te delen.
Angst in het gezin Lammerink
“Mijn ouders hadden in Reutum een smederij en winkel. Mijn vader Eef Lammerink had zijn militaire dienst vervuld. In die spannende tijd voordat de Duitsers ons land binnenvielen, werd hij echter weer opgeroepen om Nederland te verdedigen. De plek waar hij moest vechten was de zogeheten Grebbelinie in de buurt van Rhenen. Er is daar hevig gevochten en je kunt je wel voorstellen hoe we in angst zaten thuis. Ook als klein jochie merkte ik dat, want de spanning was voelbaar bij ons in huis. In die periode dat hij weg was werd de smederij en de winkel door mijn moeder Anna en mijn oom Arnold Lammerink gerund.”
Plat op het gras van het voetbalveld van Reutum
Als 6-jarig jongetje mocht Jan Lammerink trainen bij de voetbalclub Reutum. Vanaf zijn zevende speelde hij competitie voor de plaatselijke trots. “Tijdens een competitiewedstrijd op zaterdagmiddag zagen we enkele vliegtuigen in de lucht en hoorden we ook enkele knallen en schoten van een Duits en Engels vliegtuig. Een luchtgevecht dus. De voetballeiders hadden ons al gezegd dat we dan plat op het gras moesten gaan liggen. Dat hebben we toen ook direct gedaan. Gelukkig liep het allemaal goed af en nadat de vliegtuigen verdwenen waren, voetbalden we verder.”
Uniform in de tuin begraven
Na de capitulatie op 10 mei 1940 werd Jans vader als krijgsgevangene opgesloten in een schoolgebouw. Eef Lammerink wist te ontsnappen. Hij leende een fiets en kwam op een zondagmiddag onverwachts thuis. “Wij waren natuurlijk heel erg blij, ons gezin was weer compleet. Ik weet nog dat mijn vader een schop pakte, zijn uniform uittrok en deze begroef in onze tuin. Dit pak trek ik nooit meer aan,” en die woorden maakten veel indruk op mij.
Het verzet
Op de zolder van het ouderlijk huis stond een radio. “Als oudste kind van het gezin mocht ik meeluisteren. De Duitsers hadden verboden om naar die uitzendingen te luisteren, maar we deden het toch. Ik luisterde vaak met mijn oom naar de Engelse zender. Mijn oom was ’s nachts regelmatig afwezig en lag dus niet in bed. Hij zat in het verzet bij een ondergrondse beweging, die de Duitsers probeerden zoveel mogelijk tegen te werken. Op een bepaald moment hoorden we op de zender een gesprek met een Engels vliegtuig en daarna werd er een geheime boodschap uitgezonden. Er vond die nacht een dropping plaats in een groot bos nabij Reutum. Zo werden er wapens, geweren en munitie, door mijn oom en enkele vrienden van de ondergrondse bij ons op de hoogste zolder verstopt. Ik sliep er net onder, terwijl mijn moeder en ook de andere zes kinderen van niets wisten.”
Door het oog van de naald
Het was opnieuw een zaterdagmiddag dat Reutum opgeschrikt werd door een overval, die het werk was van een N.S.B.-er. “Ik kan het me nog als de dag van gisteren herinneren,” vertelt Jan Lammerink. “We luisterden naar de radio en ik mocht daar weer bij zijn. Ik moest echter voor het openstaande raam boven op zolder opletten en uitkijken of er niemand aankwam of dat er onraad in de buurt te bespeuren viel. Onverwachts kwam er een motorrijder bij ons achter het huis. Hij keek naar de buren. De motorrijder zette zijn motor tegen de schuur van de familie Holsink. Ik heb direct gemeld dat er onraad was. Zeker, omdat de Duitsers verboden hadden dat je met een motor de weg op moest. Het was dus iemand, die daarvoor toestemming had en dat waren heel vaak of Duitsers zelf of vrienden van de Duitsers. Mijn oom keek door het raam en herkende de man als een N.S.B.-er, een gevaarlijk persoon dus, en een landverrader met een wapen. De man ging echter niet naar ons huis, maar naar een verderop gelegen boerderij. Niet veel later kwamen er ook S.S.-ers in een legerauto aangereden voor een huiszoeking op die boerderij. Mijn oom was heel erg boos en ging direct naar de zolder om een groot geweer te pakken. Daarmee stond hij bovenaan de trap met het vaste voornemen om die N.S.B.-er dood te schieten als deze de trap op wilde komen. Zover kwam het gelukkig niet. Hun doel was duidelijk de boerderij van Holsink, maar daar vonden ze niets. De vorige nacht waren daar net de Franse onderduikers weggehaald, die als krijgsgevangenen ontsnapt waren en daar ondergedoken zaten. Zij zijn die nacht in een aardappelkelder bij een boerderij in Haarle ondergebracht en via allerlei omwegen naar Frankrijk vervoerd.”
De bevrijding
Inmiddels was Jan bijna negen jaar toen Nederland bevrijd werd. “Het was het voorjaar van 1945. Canadezen kwamen met tanks en rupsvoertuigen om Nederland verder te bevrijden. Duitsers trokken zich terug en Nederland was bevrijd. N.S.B.-ers werden opgepakt, opgesloten en later berecht. N.S.B.-vrouwen of zij die met de Duitsers waren omgegaan werden kaalgeschoren. Het was echt feest. De Canadezen waren dol op eieren en deze kon je heel makkelijk ruilen voor chocolade. Veel kinderen, waaronder ook ikzelf, maakten daar gebruik van. Een heel bijzonder ervaring, deze bevrijding. Nog steeds denk ik aan die dagen terug als we in Nederland op 4 en mei herdenken en vieren. Het is zo belangrijk dat we in Vrijheid kunnen leven en nu al 75 jaar geen oorlogsdreiging hebben gekend. Daar moeten we voor blijven ‘knokken’ om dat in stand te houden. Vrijheid is zo belangrijk. En iets om je blijvend voor in te zetten,” besluit Jan Lammerink.