Van bloeiend middeleeuws stadje bleef niet veel over
Het was eeuwenlang één van de meest bloeiende steden in Noordoost Twente. Dankzij een gunstige ligging op een kruispunt van wegen was er een levendige handel ontstaan, waaruit zich een flinke nijverheid ontwikkelde. Niets leek een verdere expansie van het vestingstadje Ootmarsum meer in de weg te staan. Parochieel was Ootmarsum het middelpunt van een gebied waartoe ook de latere gemeenten Tubbergen en Denekamp behoorden. Eenzelfde gebied viel onder het richterambt Ootmarsum. Verder was in Ootmarsum de bisschoppelijke Meierhof gevestigd en als Hof van Appèl (beroep) stond deze boven een aantal andere Meierhoven. De Commanderie der Duitse Orde, het latere Huis Ootmarsum gaf de stad, mede dankzij de invloedrijke bewoners, nationaal aanzien. Niet minder belangrijk was, dat Ootmarsum één van de zes Twentse Latijnse Scholen binnen de stadswallen herbergde.
Toch kwam aan al die grandeur een einde. De achteruitgang voltrok zich voornamelijk in de negentiende eeuw, tussen 1800 en 1900. In een tijdsbestek van minder dan honderd jaar veranderde het florissante stadje in een armoedig aandoende plattelandsgemeente met smalle, kronkelige en vooral slecht onderhouden straatjes, waarlangs de vele vakwerkhuizen nog maar amper de degelijkheid van die vroegere Twentse bouwstijl uitstraalden. Pogingen van het stadsbestuur om die neerwaartse spiraal om te buigen, mislukten jammerlijk en bij het naderen van de twintigste eeuw dreigde Ootmarsum gedoemd te zijn voorgoed in de vergetelheid te verdwijnen.
Onderzoek
Wat was, beter gezegd, wat waren de oorzaken van deze ogenschijnlijk reddeloze neergang? Had het stadsbestuur alerter moeten optreden? Nam het provinciaal en landelijk bestuur de vele verzoeken om hulp niet serieus? Was geldgebrek de hoofdoorzaak? Of werd niet tijdig ingespeeld op ontwikkelingen als de aanleg van de spoorlijn en op de industriële revolutie?
Allemaal vragen waarop de Ben Morshuis Stichting, BMS in haar nieuwe boek antwoorden tracht te geven. De schrijvers kwamen daarbij zoveel (mogelijke) oorzaken en gevolgen tegen, dat besloten moest worden al die verhalen in twee boeken op te nemen. “Een boek in de BMS-Reeks heeft een bepaalde grootte en het zou te omvangrijk worden als we alles in één band zouden opnemen,” legt de BMS uit.
Het nieuwe boek is deel 9 van de populaire BMS-Reeks. De rest van de onderzoeksresultaten verschijnt volgend jaar in deel 10.
Hoewel veel in het boek een nogal negatieve en pessimistische indruk maakt, komt aan die neergang in de 19e eeuw toch een eind en wordt in het boek beschreven hoe Ootmarsum de gedwongen achterstand in de stadsontwikkeling in haar voordeel wist om te buigen. Waar in andere Twentse steden en dorpen het oude is verdwenen, daar werd het in Ootmarsum (noodgedwongen) bewaard. Panden werden gerestaureerd en het centrum gerehabiliteerd en dat men in dat alles goed is geslaagd, laat het huidige stadje zien en wordt het door velen een parel in het Twenteland genoemd.
Het boek Ootmarsum in de 19e eeuw. Van bloei naar verval wordt maandag 4 juni 2012 officieel gepresenteerd. Dat gebeurt in aanwezigheid van de Vrienden van de BMS die intussen persoonlijk zijn uitgenodigd. Tegen acht uur worden de gasten (op de gebruikelijke manier) door het BMS-bestuur in zaal Van der Maas verwelkomd.
Tijdens de presentatiebijeenkomst zal een powerpoint-presentatie veel verhalen verduidelijken.
Enkele illustraties in het boek (foto’s BMS-archief)
Het Bergplein met put bood een troosteloze aanblik
De Grotestraat met molgoten en kinderkopjes
De Almelosestraat, hier ter hoogte van de Hezeberg, was nog een zandweg