Een paar maanden na de privatisering van het Openluchtmuseum blikt het stichtingsbestuur met vertrouwen vooruit naar de toekomst. Dat bleek tijdens de jaarlijkse vrijwilligersbijeenkomst in Gasterij Oatmössche. Ook het Drostenhuis, inmiddels onlosmakelijk verbonden met het museum, kreeg de aandacht. Tijdens de prima bezochte bijeenkomst gaven alle bestuursleden de nodige informatie over de items, waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Bemoedigend waren de cijfers, die de zeer accurate penningmeester Gerard Lohuis presenteerde. “Het is best een hele opgave om na de privatisering een goede invulling aan de begroting en de jaarcijfers te geven, maar het vertrouwen om de toekomst financieel gezond tegemoet te zien, is er zeker. We staan als bestuur voor de nodige uitgaven om bijvoorbeeld het achterstallige onderhoud te financieren. Ook nieuwe projecten willen we een kans geven en dat kost ons uiteraard geld. Als bestuur gaan we zorgvuldig om met de beschikbare middelen, waarover we nu de beschikking hebben. Daarnaast stemt ons het aantal bezoekers, toch zo’n 30.000 op jaarbasis, tot tevredenheid. De winkel in de entree heeft de laatste jaren ook zijn diensten bewezen. Het is echt een schot in de roos en levert ons de nodige financiën op. We staan de komende jaren voor prachtige, maar ook lastige uitdagingen. We hebben er echter alle vertrouwen in om deze klussen te klaren,” vertelt Gerard Lohuis.
De door de wol geverfde Hans Oude Breuil blikte kort terug op de privatisering van het openluchtmuseum en de onderhandelingen met de gemeente. “In 2019 tekenden we de intentieovereenkomst met de gemeente en tijdens dit bijeenkomst liet burgemeester Joosten weten om snel tot een definitieve overeenkomst te komen. Er lag echter nog een geschil over de Weemhof, want door de komst van de Gasterij misten wij als Openluchtmuseum de horeca-inkomsten. Mede daardoor duurde het nog tot eind vorig jaar voor dat de definitieve handtekeningen zijn gezet. De bruidsschat, die we kregen, bedroeg 1 miljoen euro voor een tijdsbestek van 15 jaar. Het lijkt heel veel, maar op jaarbasis betekent dat 67.000 euro. Gelet op wat we allemaal nog aan kosten hebben, is een dergelijk bedrag niet echt veel om ons museum op het huidige niveau te houden. De opstallen, dus de gebouwen, zijn nu ons eigendom en die vereisen in de komende jaren veel onderhoud. Het is duidelijk dat wij als bestuur er veel vertrouwen in hebben en samen met onze vrijwilligers kunnen we de toekomst aan,” laat een optimistische Hans Oude Breuil weten.
Het ervaren bestuurslid heeft ook de portefeuille evenementen onder zijn hoede. Vorig jaar waren er weer een aantal vaste festiviteiten, die door konden gaan, waaronder het Twents Songfestival, de ambachtsdagen en het Bijbels Kerstspel. “Tevens vierden we ons zilveren jubileum als stichting Openluchtmuseum en organiseerden we een dag voor genodigden, maar ook een Open Dag. Deze werd heel druk bezocht. We kunnen terugkijken op geslaagde evenementen.” Inmiddels zijn de voorbereidingen op het Twents Songfestival gestart en de opgaves zijn veelbelovend. “We hebben inmiddels 16 inschrijvingen, die aan de voorrondes meedoen. Deze vinden plaats op 28 en 30 maart. Op dit songfestival willen we de Nedersaksische taal promoten en eigen teksten in dit dialect vormen een meerwaarde. Het is de laatste jaren steeds professioneler geworden en dat zorgt voor veel positieve respons. Niet alleen bij het publiek, maar zeker ook bij de artiesten. Hun teksten worden voorzien van arrangementen en dat maakt het echt tot een prachtig festival. Dus raad ik iedereen aan om op 2 juli naar het Openluchtmuseum te komen voor de volgende editie van het Twents songfestival. En neem zoveel mogelijk familie, vrienden en kennissen mee. Het is zeer de moeite waard,” vertelt Hans Oude Breuil. Het Bijbels Kerstspel trok toch nog, na een regenachtige start, zo’n 1300 bezoekers. “We hadden pech met het weer, want ’s morgens regende het. De sfeer bleef echter goed en zeker ’s middags trokken groepen bezoekers langs de bijbelse kersttaferelen om uiteindelijk bij de kribbe met het kindje Jezus uit te komen. We hadden deze editie één echte baby en daar waren we heel blij mee. Maar de pop, die in de armen lag van onze Marjon, leek ook levensecht,” blikt Oude Breuil terug. Ook heeft hij aandacht voor de ambachtendagen waar de cultuuraspecten uit vroegere jaren samenkomen. “Op deze dagen laten we als museum zien hoe de mensen vroeger woonden en werkten en als je dan ziet dat jong en oud met een glimlach het terrein verlaat, dan is voor ons dit evenement geslaagd.”
Lizette Velthuis is als bestuurslid verantwoordelijk voor de gebouwen en het terrein. Een veelomvattende functie, die ze naar haar komst binnen het bestuur met veel inzet op zich heeft genomen. Samen met ‘haar bouwploeg’ zorgt ze ervoor dat er het nodige gebeurt op het terrein van het Openluchtmuseum. Een mooi voorbeeld is de ‘belevingstuin’ nabij het Los Hoes. De aanleg is afgerond, vrijwilligers hebben de tuin ingericht en bouwploeg zorgde voor de bestrating en het hekwerk. “Het is een echt visitekaartje geworden,” vertelt Lizette. “Er staan nog meer projecten op stapel. De beide daken van de Schaapskooi en het Koetsenhuis moeten grondig worden opgeknapt en waterdicht gemaakt. Ook de pauwen-ren krijgt een opknapbeurt en verder willen we nog een kapschuur plaatsen waar de kleinere landbouwwerktuigen een plek kunnen krijgen. Ook hier liggen er kansen en uitdagingen om ons museum een nog betere uitstraling te geven.
Peter Baanstra, als bestuurslid verantwoordelijk voor de collectie, blijft zich verwonderen over het opknappen en restaureren van allerlei landbouwmachines. De collectieploeg weet er steeds weer iets van te maken. “Een aantal maanden geleden werd er een graanbindmachine binnengebracht, die je op dat moment het liefst naar het oud ijzer had gebracht. Verschillende leden van de groep zagen er heil in en werkelijk alles werd uit elkaar gesloopt. Het is dan toch bijzonder knap dat deze mensen met hun technische knowhow de graanbindmachine weten op te knappen tot een parel voor ons museum. Iedereen, die hier aan bijgedragen heeft, mag trots zijn op dit resultaat,” aldus Peter Baanstra. Ook was er in zijn speech veel waardering te horen voor de vrouwen, die alles wat met stof te maken heeft onder hun hoede hebben en met onder meer kleding, linnen, het weefgetouw een meer dan wezenlijke bijdrage leveren aan de collecties in het museum. Hij liet ook nog weten dat er meer dan voldoende collectiemateriaal is in het museum. “Als mensen iets willen aanbieden, laat het lopen via Melanie Swennenhuis en Marjon Droste. Zij spelen het altijd door naar de verantwoordelijke mensen binnen de collectieploeg. Uiteindelijk bepalen zij of het een toegevoegde waarde heeft voor het museum.“ Peter Baanstra complimenteerde de vrijwilligers van het Drostenhuis en het Openluchtmuseum voor hun geweldige inzet. “We mogen ons gelukkig prijzen dat deze beide musea toch samen over zo’n 120 vrijwilligers beschikt. Die hebben we ook echt nodig en daarom zijn we blij met iedereen, die aangeeft om voor ons en samen met ons iets te willen doen.”
Binnen het bestuur is Henk Eertman de man, die onder meer de belangen van het Drostenhuis aan de Walstraat behartigt. Een bestuurder, die in Ootmarsum vele verdiensten heeft, en met gedegen kennis van groot belang is voor het voortbestaan van het Drostenhuis. “Dat doe ik niet alleen, want er is ook veel dank verschuldigd aan Rob Meijer. Niet alleen voor het kleine museum aan de Walstraat, maar ook voor het Openluchtmuseum. Helaas moeten we Rob nu missen, maar wat is het jammer dat hij er niet bij kan zijn. We hopen op zijn terugkeer en in dat proces wensen we hem heel veel sterkte.” Na deze woorden van Henk Eertman klonk er een hartverwarmend applaus en dat gaf wel aan dat iedereen meeleeft met ‘Onze Rob’.
Het vertrouwde gezicht van voorzitter Hennie Olde Loohuis opende deze bijeenkomst en sprak ook zijn vertrouwen uit in ‘zijn’ geprivatiseerde museum: “We hebben de pandemie achter ons gelaten en zijn er goed door heen gekomen. Ook de privatisering is een mooie stapt geweest om zelf de touwtjes in handen te hebben. Hoe mooi is het dat jullie hier als vrijwilligers in grote getale zijn opgekomen. Jullie zijn echt essentieel.”
Daarna gaf hij het woord aan Henk Eertman, die Paul Brood bij het publiek introduceerde.
Paul Brood bewerkte een uitgave uit 2009 van het boek ‘Het Drostenhuis Ootmarsum’. Hij noemde het ‘De laatste Drost van Twente’ en dan gaat het over Hendrik Knijpinga Cramer. Ook bestuurslid René Rorink van het Openluchtmuseum had hier een duidelijke bijdrage in door met zijn historische kennis de inhoud van het boek kritisch na te lezen. Rob Meijer zorgde destijds met zijn ongebreidelde enthousiasme voor de start om dit boekwerk uit te kunnen brengen. Het ligt inmiddels op diverse plekken, zodat belangstellenden dit boekwerk kunnen aanschaffen.
Het geeft een mooie inkijk op het toch wel roemrijke verleden van het stadje Ootmarsum dat zeker in de 16e en 17 e eeuw het bestuurlijk centrum vormde van niet alleen het huidige Twente. Het strekte zich ook uit over de huidige landsgrens met Duitsland. In 1813, in de tijd van de Franse revolutie, ‘sneuvelde’ ook de laatste drost. Hij nam het niet zo nauw met de moraal en leefde er lustig op los. Dat leverde ook strijd op in de familie, maar Hendrik kwam als winnaar naar voren… Het voormalige huis van deze laatste drost is dankzij Henrick Mulder en zijn vrouw Elisabeth Mulder van Eerde niet verloren gegaan. Zij kenden het gevoel voor historie en werden verliefd op het vervallen pand aan de Walstraat in Ootmarsum. Dat kochten ze om er een waardevol stuk erfgoed van te maken. Op deze wijze worden de herinneringen aan de drosten van Twente en zeker aan de laatste drost, waarover Paul Brood zijn bijdrage heeft geleverd. Een boekwerk vol feiten, maar ook informatief en met de nodige smeuïge verhalen. Paul Brood overhandigde het eerste exemplaar aan Hennie Olde Loohuis, die zijn waardering voor deze uitgave niet onder stoelen en banken stak.
De mensen van kantoor, Melanie Swennenhuis en Marjon Droste, maar ook Raymond Teikotte werken met hart en ziel voor het museum. Zij belichtten al die andere activiteiten, die niet ter sprake waren gebracht. Duidelijk is dat er binnen de organisatie van het Openluchtmuseum en het Drostenhuis een team staat. Samen willen en voelen ze zich verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van deze publiekstrekkers in Ootmarsum. Het erfgoed dat de Siepelstad toch in het verleden haar karakter heeft gegeven.
Foto’s: Hanneke Spermon