De taal staat steeds meer in de belangstelling : het programma “de avond van de Taal” scoort aardig en de vereniging ‘Onze taal’ heeft een eigen hoofdkantoor en een eigen maandblad waar alles wat met taal te maken heeft een plek krijgt. Hilarisch is steeds de achterkant van dat blad waarop steeds de opschriften en krantenkoppen staan vermeld waarbij de schrijver grandioos de mist is ingegaan. Bijvoorbeeld : ‘De rechterhand van de paus betrokken bij seksueel misbruik’ of ‘Na enkele minuten kregen de politici uitslag’, maar ook bij een supermarkt een aardige ‘verassing’ of ‘De automobiliste heeft in haar slip een boom geraakt’. Uitdrukkingen die niet overbrengen wat bedoeld wordt. Steeds meer mensen storen zich daar aan en dat maakt de grotere activiteiten op het taalfront duidelijk.
We moeten het er toch met elkaar over eens zijn hoe we ons uitdrukken en hoe we de taal gebruiken. Anders praten we allemaal langs elkaar heen.
De dikke Van Dale en het groene boekje zijn een goed hulpmiddel. Het is toch al een stuk moeilijker geworden met de twittertaal, de afkortingen en de emoji die ons bij de sociale media om de oren vliegen.
In Twente kunnen we dat met ons Twents, een versie van de Nedersaksische taal, helemaal niet bijhouden. Na veel gesteggel de afgelopen jaren, zijn we het er over eens geworden dat er vele soorten Twents zijn en dat we eenieder z’n eigen Twents moeten laten behouden. Een poging tot het instellen van een ABT -Algemeen Beschaafd Twents- zijn jaren geleden roemloos gestrand. Sinds enige tijd geeft de ‘Kreenk vuur de Twentse Sproak’ een eigen periodiek uit : ’n Bodbreef”. Ik mag hiervoor ook af en toe wat aanleveren. Opvallend is dat bij alle artikelen steeds de schrijver en de woonplaats duidelijk worden vermeld. Dat is om de lezer te waarschuwen dat het gaat om een versie van het Twents uit die specifieke plaats. “Barg en Kark” zeggen ze in Ootmarsum, “Béerg en Kéerk zeggen ze in Denekamp. Om maar niet te spreken van “Koppien en Schötteltien”. Bij de presentatie, enkele jaren geleden, van de Twentse uitgave van de bijbel in Enschede door Anne van der Meijden, stond in de zaal een echte taalpurist op en zei : “Ie könnt wa meenn dat ie ’n biebel hebt schremn in Twents plat, meer ie hebt d’r Énsche’s plat vanne maakt”. De man uit Hellendoorn had blijkbaar liever een Hellendoornse bijbel gezien. Die uitspraak was illustratief voor de verdeeldheid in Twente. In plaats van trots te zijn op onze rijkheid aan variatie in de streektaal, gaan we proberen elkaar te corrigeren en voor te schrijven hoe we onze streektaal moeten gebruiken. Fout natuurlijk. Daarom hebben we ook een streektaalconsulent en geen Twentse-taalconsulent. Er is een Twentse Taalbank gekomen, die inventariseert en registreert. Werken aan een Algemeen Be( ge)schaafd Twents staat dus niet op het programma. Maar het wordt er natuurlijk niet gemakkelijker op wanneer je talloze versies hebt in een regio van dezelfde streektaal. In Gemert heeft de Heemkunde een eigen Gemerts woordenboek uitgegeven met daarbij een fonetische toelichting. Dus niet alleen juist geschreven, ook nog de juiste uitspraak is voorgeschreven. Wanneer we dat in Twente ook willen, dan staat ons nog heel wat huiswerk te wachten met als resultaat 20 of meer verschillende Twentse woordenboeken.
Moeten we een ABT willen ? Ik denk het niet. Onze taal is toch al geweldig in beweging door de sociale media en door steeds maar te zeggen “dat is fout gezegd of geschreven” wek je vaak alleen maar irritaties op. Het gaat er om dat we goed communiceren, dat we goed onder worden kunnen brengen wat we bedoelen en dat we een samenleving krijgen waar we begrip hebben voor elkaar door dingen uit te praten. Dat kan in het Nederlands, maar zeker zo goed in het plat. Want “Twents, doar is niks mis met”.
Rob Meijer, december 2017